Malen

Op deze molen is het nog steeds mogelijk om meel te malen. Hoe dit in zijn werk gaan zal ik nu proberen uit te leggen. In de onderstaande afbeelding is te zien hoe de overbrenging in zijn werk gaat. De wind blaast tegen de wieken waardoor deze vooruit willen. Omdat de wieken aan de as vast zitten draaien deze in het rond. Het bovenwiel dat aan de as vast zit draagt deze beweging over op de bonkelaar, vervolgens van het spoorwiel op het rondsel waarna de steenspil begint te draaien. De steenspil is verbonden met de loper. Dit is de bovenste steen in de maalstoel. Deze draait in het rond terwijl de ligger, de naam zegt het al, stil ligt. Het graan ligt opgeslagen in de kaar. De kaar heeft een trechtervorm en een opening aan de onderkant. Het graan valt door de opening in de schuddebak. Deze bak heet zo omdat hij schudt. Dit wordt gedaan doordat een stang met een veer over de ribbels op de steenspil wordt getrokken.
Het graan valt van de schuddebak in een gat in de loper (de draaiende steen). Dit heet het kropgat. Doordat het graan tussen de stenen in komt wordt het langzaam kapot gedrukt en reist het graan langzaan van binnen naar buiten totdat het als meel aan de zijkant tussen de stenen vandaan komt. Nu is er dus meel. Een leertje aan de zijkant van de loper duwt het meel richting de meelpijp waarna het meel in de zak glijdt.